Angiografie (en flebografie)

Angiografie is een afbeeldingstechniek in de geneeskunde waarbij we je bloedvaten (slagaders) met behulp van een contrastmiddel en röntgenfoto’s zichtbaar maken. De afbeelding die ontstaat heet een angiogram (röntgenfoto van de bloedvaten).

Flebografie

Flebografie is een eenzelfde afbeeldingstechniek die gebruikt wordt om de aders zichtbaar te maken (in plaats van de slagaders).

Evolutie van de angiografie

De naam angiografie komt van de Griekse woorden ´angeion´ en ´graphein´. Angiografie betekent letterlijk 'afbeelding van bloedvaten'. De Portugese neuroloog en operacomponist Egas Moniz ontwikkelde de techniek in 1927. De techniek werd korte tijd later verder op punt gezet door de Nederlandse radioloog Ziedses des Plantes. De eerste toepassingen waren vooral gericht op indirecte lokalisatie van bloeduitstortingen en hersentumoren onder het hersenvlies. Deze techniek is verder geëvalueerd waarbij nu het beantwoorden van specifieke vragen en minimaal invasieve behandelingen mogelijk zijn.

Waarom wordt een angiografie uitgevoerd?

De angiografie wordt gebruikt om een erg gedetailleerd beeld te geven van de bloedvaten en bloedstroom, wat soms niet voldoende mogelijk is met een CT- of MRI-scan. Daarnaast is het vervolgens mogelijk om eventueel direct aansluitend de specifieke afwijking te behandelen.

Hoe verloopt een angiografie?

Voor, tijdens & na

De interventieradioloog voert de angiografie uit in de angiografiekamer (kamer voor bloedvatonderzoek) op de dienst radiologie. Voor toegang tot de bloedvaten wordt meestal de lies en in sommige gevallen de pols aangeprikt. Het onderzoek verloopt vaak met een lokale verdoving. In sommige gevallen is het noodzakelijk om te kiezen voor algehele anesthesie.

Het is niet goed van te voren aan te geven hoe lang de procedure duurt, dit is erg afhankelijk van de complexiteit van het onderzoek. 

Voorbereidingen

  • Op de ochtend van het onderzoek mag je een licht ontbijt nemen en je noodzakelijke medicatie innemen.
     
  • Ga vlak voor het onderzoek nog naar het toilet: nadien moet je voor een lange tijd platliggen.
     
  • Je krijgt een infuus in een ader in een arm. Via die weg kan er indien nodig medicatie toegediend worden.
     
  • Je doet een onderzoekshemd aan en wordt in je bed van de verpleegafdeling naar de angiokamer (speciale onderzoekskamer op de afdeling radiologie, 2e verdieping) gebracht.
     
  • We proberen alle procedures zoveel mogelijk in de ochtend te laten plaats vinden. In geval van onverwachte drukte op de angiokamer, door bijvoorbeeld bijkomende spoedprocedures, kan een geplande procedure uitgesteld worden tot bijvoorbeeld in de middag of in zeldzame gevallen een andere dag. Hiervan brengen wij je natuurlijk op de hoogte.
     
  • Het is mogelijk een richttijd te geven, waarop je ongeveer aan de beurt bent. Helaas is het ook mogelijk dat je procedure later op de dag zal plaats vinden dan in eerste instantie gepland was. Dit kan bijvoorbeeld komen door een urgentie die tussendoor gedaan moet worden. Wij proberen je gedurende de dag zo goed mogelijk op de hoogte te brengen. Bij vragen op de dag zelf kan je altijd de verpleging vragen je op de hoogte te houden.

De angiografie

  • In de angiokamer ga je op je rug op de onderzoekstafel liggen. Bij een cerebrale angiografie (onderzoek van de bloedvaten van het hoofd) wordt je hoofd soms in een speciale hoofdsteun geplaatst.
     
  • De verpleegkundige scheert en ontsmet de lies (of pols).
     
  • De interventieradioloog dekt je af met steriele lakens en geeft een plaatselijke verdovingsprik in de lies (of pols). Dit kan een branderig gevoel geven.
     
  • De arts prikt je lies (of pols) aan en schuift een kleine werkbuis in de liesslagader (sheath).
     
  • Vervolgens voert de arts via de kleine werkbuis in de liesslagader een katheter (dun slangetje) op tot in de te onderzoeken bloedvaten. Dit hoort pijnloos te zijn.
     
  • Zodra de katheter op de juiste positie is, spuit de radioloog de contraststof in en kunnen de foto’s van de bloedvaten gemaakt worden. Je kan tijdelijk een warmtegevoel krijgen. Het is ook mogelijk dat je een prikkelend gevoel of duizeligheid ervaart, of lichtflitsen ziet. Lig zo stil mogelijk tijdens het maken van de foto’s. Hou eventueel je adem in en slik niet, wanneer je dat gevraagd wordt. 
     
  • Vaak wordt na het maken van de foto's ook meteen een interventionele procedure uitgevoerd om het vastgestelde probleem te behandelen (bv. het open of dichtmaken van bloedvaten). 
     
  • Na de angiografie verwijdert de radioloog de katheter weer. Hij/zij dicht het gemaakte gaatje in de lies door druk uit te oefenen met de hand, zodat het niet meer bloedt. In sommige gevallen wordt er een oplosbare plug geplaatst of een drukverband aangelegd.

Na de angiografie

  • Na de angiografie ga je terug naar de verpleegeenheid. Om het aanprikgaatje in de lies (of pols) goed dicht te krijgen is bedrust essentieel. Het aantal uur bedrust hangt af van de aanprikplaats en van de dikte van het geplaatste werkbuisje. Dit varieert tussen enkele uren tot 24 uur. Hierdoor wordt de kans op een nabloeding geminimaliseerd.
     
  • Volg deze adviezen gedurende de rest van de dag om een nabloeding te voorkomen:
    • Gebruik het been van de aangeprikte kant niet (plooi het been ook niet).
    • Gebruik zo weinig mogelijk je buikspieren (hoest of nies niet overdreven, stel een toiletbezoek uit of ga niet rechtop in bed zitten).
    • De dag na het onderzoek mag je niet met de auto rijden.
    • Doe eerste drie dagen na het onderzoek geen zware lichamelijke inspanning (sport, fietsen, lichamelijke arbeid op werk of in huis).
       
  • Je arts bespreekt het resultaat van de angiografie met jou op dezelfde dag of de dag nadien, soms ook op de volgende raadpleging.
     
  • Ontslag volgt meestal in de ochtend van de volgende dag, dit om complicaties rond de lies te voorkomen. Ontslag is natuurlijk afhankelijk van het soort onderzoek en hoe het onderzoek verlopen is.

Wat zijn de mogelijke ongemakken en risico’s bij een angiografie?

Meestal zijn enkel de verdovingsprik voor het onderzoek en het afdrukken van de lies na het onderzoek onaangenaam. Soms kan de aangeprikte slagader ook nog wat pijnlijk zijn, maar in principe is het onderzoek verder pijnloos. Pijn bij het onderzoek kan je altijd melden aan de onderzoeker. Verder kan het soms lange (stil)liggen ook ongemakkelijk zijn.

Mogelijke bijwerkingen

  • Warmtegevoel, vreemde smaak, plasgevoel, kriebel in de keel of misselijkheid (door de contrastvloeistof). Dit verdwijnt vanzelf na enkele minuten. Dit is geen allergische reactie, maar een gevolg van de tijdelijke verplaatsing van je bloed.
  • Nabloeding in de lies: blauwe plek en zwelling die binnen enkele weken vanzelf verdwijnt. (zeldzaam)
  • Allergische reacties door het gebruik van contrastmiddelen en/of medicatie: roodheid, huiduitslag/-zwelling, heesheid, benauwdheid, niezen … (heel zelden)
  • Schadelijke effecten op de nieren. (heel zelden, vooral bij mensen met een minder goede nierfunctie)

Bij allergie aan contraststof (jodiumallergie)

Moderne jodiumhoudende contrastmiddelen zijn veilige middelen, waarbij slechts zelden bijwerkingen voorkomen. Als je weet dat je overgevoelig of allergisch bent aan deze middelen, verwittig je arts en/of de verpleegkundige dan vóór aanvang van het onderzoek.

Als je last hebt van jodiumallergie, worden contrastonderzoeken enkel onder strikte voorwaarden uitgevoerd, met behulp van medicatie die de overgevoeligheid voor jodium onderdrukt. De voorbereiding duurt dan 24 uur.
Indien de juiste voorbereiding voor het onderzoek niet is getroffen, zal het onderzoek op dezelfde dag niet kunnen doorgaan en zal een nieuwe onderzoekdatum gezocht worden.

Laatst aangepast: 24 november 2021
Auteur(s): Team radiologie