Een kind is zindelijk als de ouders er klaar voor zijn

Een kind is zindelijk als de ouders er klaar voor zijn

Datum: 
06/12/2018

Opgelet, dit is een verhaal over pipi en kaka. En over vroeger was het beter.

In de jaren zestig was tot negentig procent van de kinderen zindelijk op de eerste schooldag. Vandaag is dat amper twintig procent. Leerkrachten in het kleuteronderwijs lieten al meermaals hun ergernis blijken, ook in deze krant, omdat al die pampers en natte broeken met veel tijd gaan lopen. Tijd die ze niet aan de zindelijke kleuters en aan pedagogische taken kunnen spenderen.

Tinne Van Aggelpoel (doctoraatsstudente UAntwerpen) wilde weleens weten wat daarop het antwoord was van de ouders. Wanneer en waarom beginnen ze aan de zogenaamde potjestraining? 'Kinderen gaan vanaf 2,5 jaar naar school en pas als die leeftijd nadert, schiet de helft van de ouders in actie', zegt Van Aggelpoel. 'Een kwart wacht tot hun kind zelf signalen geeft dat het er klaar voor is, en slechts een kwart maakt vroeger werk van zindelijkheid.'

'Je mag er gerust op tijd aan beginnen, rond de leeftijd van 18 maanden, en de peuter laten kennismaken met de wereld van kinderpotjes. Kijk en reageer op de signalen die je kind geeft, leer je kind te reageren op een volle blaas of darm, stimuleer je kind om het gedrag van anderen te imiteren.'

Slecht voor milieu

Blijft de vraag van een miljoen: waarom wachten ouders zo lang? 'Het antwoord is best eenvoudig: ze weten niet meer wanneer ze eraan moeten beginnen', zegt professor Alexandra Vermandel (UAntwerpen, UZA), auteur van het boek Je kind zindelijk krijgen? Dat doe je zo! 'We horen veel angst om iets fout of “gevaarlijk” te doen, dus stellen ze het uit. Maar zolang je je kind goed observeert, het potje op het juiste moment aanbiedt en beloont als het erop ingaat, kun je weinig fout doen. Fout zou zijn om je kind te straffen als het in z'n broek doet, want dan worden pipi en kaka iets om bang voor te zijn.'

Zelf noemt Vermandel die laattijdige zindelijkheid een ramp. Voor het milieu, om te beginnen. '8,5 procent van het restafval zijn luiers. Maar ook de belasting op leerkrachten is groot. En niet onbelangrijk: doordat we langer wachten met onze kinderen droog te houden, stellen we in onze praktijk meer stoelgangproblemen vast. Dat gaat van constipatie omdat een vierjarige weigert op het potje te gaan tot bedplassen, foutief plasgedrag en veel meer ongelukjes overdag.'

Keutels in de zetel

De conclusie van Tinne Van Aggelpoel en Alexandra Vermandel: het ligt niet aan het kind, maar aan de omgeving dat het later droog is. 'Ouders werken vaak hard, dus ze hebben weinig tijd om hun kind te observeren', zegt Vermandel. Dat is nochtans van groot belang: hurkt het kind? Grijpt het naar de genitaliën? Allemaal signalen die leren dat je het potje kunt aanbieden.

Van Aggelpoel hoort af en toe ook het 'interieurargument' voorbij waaien: keutels in de nieuwe zetel, een aarzelende straal op het parket of in de auto … Lastig. 'Ik begrijp dat, maar daar bestaan oplossingen voor: inleggers, bijvoorbeeld, ondoordringbare doeken die je in de autostoel kunt leggen. Of leg een matrasbeschermer over de zetel en maak met je kind de afspraak dat dit zijn of haar plekje is.' En spelen kan ook in de keuken, een plek waar doorgaans ook de ouders weleens morsen. Tijdens het koken.

Sarah Vankersschaever

Blijf op de hoogte van nieuws in het UZA via Twitter @uzanieuws en Facebook