Developmental Coordination Disorder (DCD)

DCD (Developmental Coordination Disorder) is een coördinatie-ontwikkelingstoornis.

Synoniemen

DCD,
Coördinatieontwikkelingstoornis
Wat is DCD?

Wat is DCD?

Developmental Coordination Disorder of DCD is een coördinatie-ontwikkelingstoornis.

Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwik­keling van motorische vaardigheden en moeite met het coördineren van bewegingen. Ze kunnen als onhandig of houterig overkomen en hebben in het dagelijks leven ook echt last van deze problemen.

Er zijn geen andere afwijkingen die de problemen in coör­dinatie zouden kunnen verklaren, zoals een verstandelijke beperking, een spierziekte, een neurologische aandoening of problemen met het zien.

  • De oorzaak van DCD is nog niet helemaal doorgrond. Vermoedelijk gaat het om een samengaan van zowel genetische factoren als omgevingsfactoren. Met DCD word je geboren. Vaak zijn er meerdere mensen met de kenmerken van DCD in de familie. DCD komt voor bij ongeveer 5 à 6% van de schoolgaande kinderen.

    • Motorische mijlpalen (omrollen, zitten, kruipen, lopen) worden soms later bereikt. 

    • Houdingsveranderingen (bv. van lig naar zit of van zit naar staan) verlopen moeizamer. 

    • Spontaan nieuwe bewegingen uitproberen is beperkt.

    • Alle motorische vaardigheden moeten aangeleerd worden, niets lijkt vanzelf te gaan (bv. kleren aan- en uitdoen, rits sluiten).

    • Een nieuwe vaardigheid zoals fietsen of zwemmen aan­leren, vraagt veel meer moeite en duurt langer dan bij andere kinderen.

    • Je kind moet over heel wat handelingen blijven naden­ken en is daardoor ook vaak trager op weg.

    • Bewegingen waarbij je snel moet reageren (bv. onver­wachts een bal vangen), zijn moeilijk.

    • Als een verworven vaardigheid niet onderhouden wordt, moet die soms opnieuw aangeleerd of ingeoefend worden (bv. fietsen na de winter, schrijven na de zomervakantie).

    • De uithouding en kracht zijn minder goed ontwikkeld (bv. lopen en springen). Je kind is sneller moe.

    • Op school is er extra oefening nodig bij de potloodgreep, het tekenen, het schrijven of bij de prestaties in de turn­les.

    • Je kind heeft moeite met planning en organisatie (bv. in- en uitladen van schooltas, kamer netjes houden). 
Diagnosestelling

Diagnosestelling

Bij het diagnostisch onderzoek zijn steeds een arts en een kinesitherapeut betrokken, vaak ook nog een psycholoog/orthopedagoog.

  • De arts gaat na of er andere mogelijke oorzaken zijn die aan de basis zouden kunnen liggen van de motorische problemen.

  • De kinesitherapeut voert een gestandaardiseerd motorisch onderzoek uit. Dit wil zeggen dat het resultaat kan verge­leken worden met leeftijdsgenoten. Er wordt ondertussen ook gekeken naar de kwaliteit van de motoriek (hoe je kind zit, staat en beweegt). 

Is het resultaat van het motorisch onderzoek beneden het gemiddelde, de kwaliteit van de motoriek niet goed en heeft het kind problemen tijdens dagelijkse activiteiten, dan kan de diagnose DCD worden gesteld. Dit kan niet voor de leeftijd van 2 jaar Een diagnose wordt bij voorkeur niet voor de leeftijd van 5 jaar gesteld.

Als niet alleen de motoriek vertraagd lijkt te verlopen, is er een bijkomend onderzoek van de psycholoog nodig om ook de verstandelijke mogelijkheden van je kind in kaart te brengen.

Behandeling

Behandeling

Afhankelijk van de leeftijd en de klachten zijn er verschillende mogelijkheden om je kind verder te helpen:

  • Psychomotorische therapie opstarten bij een pediatrische kinesitherapeut, die taakgericht werkt om specifieke vaardigheden aan te leren. Deze therapeut kan ook een meer coachende rol op zich nemen.

  • Motoriek extra stimuleren door sport- of spelactiviteiten aan te bieden.

  • Aanpassingen thuis en op school.

  • Vroegtijdig leren typen indien er schrijfproblemen zijn.

Betrokken diensten

Maak een afspraak

Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen (COS)

Niet beschikbaar
Overige