Afasie
Afasie is een taalstoornis ten gevolge van een hersenletsel, waardoor patiënten moeite hebben met begrijpen of zich moeilijk kunnen uiten. Lezen en schrijven kunnen ook een probleem vormen.
Synoniemen
Wat is afasie?
Afasie is een taalstoornis ten gevolge van een hersenletsel, waardoor patiënten moeite hebben met begrijpen of zich moeilijk kunnen uiten. Lezen en schrijven kunnen ook een probleem vormen.
Afasie gaat dikwijls gepaard met halfzijdige verlamming. Er kunnen ook bijkomende stoornissen optreden zoals concentratieproblemen en emotionele ontreddering.
Afasie is een taalstoornis en geen dementie of onwil.
Oorzaken en risicofactoren
Afasie wordt veroorzaakt door een hersenletsel, meestal een beroerte (CVA). Soms kan ook een infectie, gezwel of ongeval de oorzaak zijn.
Symptomen
Afasie kan zich op verschillende manieren uiten:
- Begripsstoornissen: de patiënt begrijpt niet of slechts gedeeltelijk wat hem gezegd wordt.
- Spreekstoornissen: de patiënt weet duidelijk wat hij wil zeggen, maar kan het niet onder woorden brengen (verkeerde zinsbouw, ander woord, vervormde klanken, onverstaanbare woordenvloed).
- Lees- en schrijfproblemen: sommige patiënten hebben moeite met het lezen van woorden en zinnen. Anderen kunnen niet meer hardop lezen, maar begrijpen wel wat er staat. Schrijven kan ook bemoeilijkt worden als de afasie gepaard gaat met verlamming.
- Andere (bijkomende) problemen: aandachts- en concentratiestoornissen, (gedeeltelijke) gezichtsverlamming en slechte controle over de spieren die verantwoordelijk zijn voor de spraak (dysartrie), slikproblemen en emotionele ontreddering
Behandeling en begeleiding
- 1
Screening
De logopedist observeert eerst om een nauwkeurig beeld te krijgen van de aard en omvang van de stoornis(sen). Door deze observatie kan eventueel verder onderzoek ingepland worden.
- 2
Informatie
De logopedist geeft uitleg (ook aan je omgeving) over de huidige communicatiemogelijkheden.
- 3
Revalidatie
De behandeling richt zich in eerste instantie op het verbeteren van het begrip en het aanleren van een adequate communicatie, aangepast aan de vastgestelde beperkingen.
De revalidatie kan soms moeizaam verlopen en vraagt veel inspanning, tijd, begrip en doorzettingsvermogen van zowel de patiënt als van de omgeving.
- 4
Rapportering
De behandeling loopt in nauw overleg met de behandelende arts en de andere teamleden.
Tips voor gesprekspartners
- Ondersteun je woorden met gebaren, gelaatsuitdrukkingen, tekens of met schrijven. Ook de patiënt kan eventueel communiceren via gebaren, door voorwerpen aan te wijzen, te tekenen of te schrijven.
- Neem de tijd voor een gesprek. Ga rustig zitten en maak eerst oogcontact. De patiënt kan snel uit zijn evenwicht raken als hij merkt dat je gehaast bent.
- Zorg ervoor dat er slechts één persoon praat. Het is eenvoudiger om naar één iemand te luisteren.
- Behandel de patiënt niet als een kind of gehoorgestoorde. Bedenk dat je te maken hebt met een volwassen en bewust iemand.
- Stel geen vragen aan andere mensen die de patiënt zelf kan beantwoorden en spreek niet in zijn plaats.
- Spreek langzaam, maar wel op een natuurlijke manier.
- Spreek in korte zinnen en benadruk de trefwoorden uit de zin (bv. De dokter komt om 10 uur).
- Plaats de belangrijkste woorden aan het einde van de zin, dan worden ze gemakkelijker onthouden (bv. Annie komt morgen).
- Vermijd uitgebreide omschrijvingen, breng slechts één idee aan per zin. De patiënt kan dan met ja of nee antwoorden. (Niet: Wil je koffie of thee? Wel: Wil je koffie?)
- Wek niet de schijn dat je de patiënt begrepen hebt als dat niet het geval is. Herhaal wat je denkt begrepen te hebben en informeer of dat juist is.
- Als de patiënt grote begripsmoeilijkheden heeft, maak dan gebruik van eenvoudige ja/nee-vragen. (Niet: Vertel eens hoe je je voelt? Wel: Voel je je goed? Voel je je slecht?
- Dwing de patiënt niet om te spreken als hij niet wil of kan. Moedig wel zijn pogingen aan.
- Probeer de patiënt niet voortdurend te corrigeren. Goed begrijpen is belangrijker dan correct spreken. Praat over dingen uit de onmiddellijke omgeving die de persoon interesseren.