Borstsparende ingreep

• De dag van de ingreep moet je nuchter (niks eten, drinken of roken) zijn vanaf middernacht. 
• De anesthesist bespreekt met jou welke medicatie je al dan niet moet innemen. Als je bloedverdunners of aspirinepreparaten gebruikt, zal je in overleg met uw arts enkele dagen voor de operatie moeten stoppen en eventueel andere medicatie innemen. 
• Als je koorts hebt, kan de operatie niet doorgaan.
• Voor de operatie scheert een verpleegkundige de okselstreek. Hij of zij brengt jou naar de operatiezaal. Je krijgt een infuus voor slaapmedicatie, vocht en pijnstilling na de operatie.
• Tijdens de operatie krijgt je in (de buurt van) het operatielitteken één of meerdere slangetjes of redondrains om het overtollige wondvocht af te voeren. Zodra de wondvochtproductie afneemt, verwijdert de verpleegkundige deze drains. Dit gebeurt meestal na enkele dagen.

Sommige tumoren bij borstkanker zijn aan de buitenkant niet voelbaar en moeten voor de operatie gemarkeerd te worden met een ‘harpoen’. Dat is een ultrafijn metaaldraadje dat tot tegen de tumor geschoven wordt. Het dient als een hulpmiddel voor de chirurg om het letsel te lokaliseren. Deze markering gebeurt meestal ’s morgens op de dag van de ingreep, op de dienst radiologie.

Om er zeker van te zijn dat er geen kwaadaardige cellen in de borst achterblijven, haalt de chirurg ook rondom de tumor een gedeelte van het gezond borstweefsel weg.

Zeven tot tien dagen na de operatie kom je bij jouw behandelende arts voor de bespreking van het weefselonderzoek en de verdere behandeling.

Na een borstsparende ingreep kan je last hebben van de volgende voorbijgaande verschijnselen:

• De wonde kan pijn doen en trekken
• De huid rond de wonde kan verkleurd zijn
• Soms is het littekengebied een beetje gezwollen
• Gevoelloosheid bij het litteken en de binnenkant van de bovenarm
• Stijfheid van de schouder en spierpijn