Pacemaker
Een pacemaker voorkomt een abnormale vertraging van het hartritme (bradycardie).
Binnenkort naar het UZA?
Heb je binnenkort een afspraak bij het UZA of kom je iemand bezoeken? Beantwoord enkele vragen en krijg handige tips voor je UZA-bezoek, van thuisvoorbereiding tot navigatie in het ziekenhuis.
Maak een afspraak
Cardiologie
Wat is een pacemaker?
Een pacemaker is een apparaat dat de hartslag regelt. Het werkt met een ingebouwde batterij en wordt ingeplant ter hoogte
De pacemaker staat in verbinding met het hart via één, twee of drie draden (elektroden). Die kunnen een te traag ritme waarnemen, en sturen dan een elektrische prikkel naar de hartspier om hem te doen samentrekken. In sommige gevallen bestaat ook de mogelijkheid om een pacemaker rechtstreeks in het hart te plaatsen, zonder draad.
De pacemaker treedt slechts in werking wanneer het hartritme te traag is. Het toestel is ook in staat om de aanwezigheid van hartritmestoornissen te detecteren en te registreren.
Behandeling / Verloop
- 1
Voor de implantatie
Meestal word je een tijdje van tevoren opgenomen in het ziekenhuis. Er vinden enkele vooronderzoeken plaats, zoals:
- een bloedonderzoek
- een elektrocardiogram
- indien nodig een foto van de longen
Tenzij anders gemeld, mag je de dag van de implantatie niets eten. Een kleine hoeveelheid water drinken om jouw medicatie in te nemen mag wel.
Misschien zal je gevraagd worden om bepaalde medicatie, zoals bloedverdunners, vooraf te stoppen.
- 2
De implantatie
De implantatie gebeurt doorgaans onder lokale verdoving. Hoe lang de ingreep duurt hangt af van het vinden van een goede stimulatieplaats in het hart, opdat jouw pacemaker correct kan werken.
- Wanneer je aankomt in de zaal installeert de verpleegkundige jou op de operatietafel. De arts en verpleegkundigen dragen mondmaskers en haarkapjes om jou te beschermen tegen mogelijke infecties.
- Eerst wordt er een elektrocardiogram (hartfilm) aangesloten om jouw hartritme te volgen tijdens de ingreep. Er worden ook een aantal klevers aangebracht die noodzakelijk zijn voor de ingreep.
- Daarna wordt de schouderstreek ontsmet en worden de steriele doeken op jou gelegd die op het gelaat na alles zullen bedekken.
- Je krijgt een prikje met plaatselijke verdoving.
- Wanneer de huid goed verdoofd is, wordt er een kleine snede van een vijftal cm gemaakt, meestal onder jouw sleutelbeen tussen schouder en borstspier.
- Via een bloedvat worden de pacemakerdraden opgeschoven tot in de rechter kamer en/ of rechter voorkamer van jouw hart, waar ze worden vastgemaakt. Soms wordt ook een derde draad geplaatst bij de linker kamer, afhankelijk van jouw hartziekte.
- Vervolgens worden de draden vastgehecht aan de schouderzijde en wordt onder de huid een ruimte (pocket) gemaakt om de pacemaker in te plaatsen. Dit kan je ervaren als een kortstondig pijngevoel.
- Daarna wordt de pacemaker aangesloten op de draden en wordt het toestel onder de huid in de pocket geplaatst.
- De elektrische functies van het toestel worden nagekeken.
- Als alles goed werkt, sluit de arts jouw huid met hechtingen.
- Tot slot wordt het toestel via een computer geprogrammeerd en ingesteld volgens jouw specifieke situatie.
- 3
Na de ingreep
- De arts brengt een drukverband aan dat 5 dagen ter plaatse moet blijven.
- Jouw arm wordt in een draagdoek geplaatst die je de eerste 2 dagen niet mag uitdoen, jouw mag jouw arm (kant van pacemaker) niet bewegen.
- De dag van de implantatie moet je absoluut in bed blijven. Je blijft ook onder continue monitoring op jouw kamer. Je mag opnieuw eten en drinken.
- De dag na de ingreep wordt een röntgenfoto van de borststreek en een hartfilm gemaakt.
- De pacemaker wordt ook opnieuw gecontroleerd op normale werking.
- De arts beslist wanneer je bloedverdunning die eerder gestopt werd weer mag innemen.
- Als alles goed is, kan je de dag na de implantatie het ziekenhuis verlaten.
- Eens terug thuis, laat je het verband ter plaatse. De eerste 2 dagen mag je jouw arm (kant van de pacemaker) niet bewegen.
- Daarna mag je jouw arm bewegen maar niet hoger heffen dan schouderhoogte gedurende 2 maanden zodat de draden in jouw hart zich goed kunnen vastzetten.
- De eerste week dien je de wonde droog te houden.
- De wondhechtingen mogen na 10 dagen door jouw huisarts of verpleegkundige verwijderd worden.
- Er mag nooit in de pocket geprikt worden.
- 4
Revalidatie en verwerking
Om je beter te begeleiden na de implantatie van een pacemaker wordt een aangepast revalidatieprogramma opgestart indien je hier nood aan hebt. Een gespecialiseerd revalidatieteam leer je omgaan met jouw toestel om opnieuw vertrouwen op te bouwen tijdens fysieke inspanning.
De diagnose van een hartaandoening en de plaatsing van een pacemaker kunnen belangrijke gevolgen hebben voor jouw levensstijl en professionele activiteiten. Deze toestand roept vaak heel wat vragen op en kan emotioneel belastend zijn. Indien je dit wenst kan je steeds een beroep doen op de psycholoog van het revalidatieteam.
- 5
Opvolging
Controleafspraken
De eerste controle van het toestel wordt gepland 4 tot 6 weken na de implantatie en daarna 2 keer per jaar.
Bij elke controle worden verschillende testen uitgevoerd:
- controle van de draden
- controle van de pacemakerwerking
- controle van de batterijstatus
- bevraging naar eventuele hartritmestoornissen in de periode voor de controle
Wanneer alles in orde is, krijgt je een nieuwe afspraak mee voor de volgende controle.
Deze controles zijn een wettelijke vereiste om jouw rijgeschiktheid niet te verliezen.
Implantatiekaart
Na de implantatie krijg je een kaart waarop vermeld staat dat er bij jou een pacemaker geplaatst werd. Welke gegevens vind je hierop terug?
- het merk
- het model
- het type
- de serienummers van het toestel en de draden
- de implantatiedatum
- de arts die het toestel heeft geplaatst
- de contactgegevens van het implantatieziekenhuis
Hou deze kaart steeds goed bij en bewaar hem best bij jouw identiteitsbewijs. Bij opname in het ziekenhuis, ook in het buitenland, toon je de kaart aan jouw behandelend arts. Ook wanneer je aan de veiligheidscontroles op de luchthaven komt, toon je de kaart aan de veiligheidsdiensten. Je kan onze contactgegevens terugvinden voor het geval zich een probleem voordoet.
Vervanging
Na enkele jaren (meestal 8 tot 12 jaar) is de batterij aan vervanging toe. De pacemaker geeft dit aan door bij uitlezing een ERI- of RRT-bericht te tonen.
Wanneer ERI of RRT bereikt is, funcioneert het toestel nog 3 maanden normaal. Aan vervanging toe wil dus niet zeggen dat de batterij leeg is, wel dat de defibrillator binnen de 3 maanden vervangen moet worden. Dit is een kleine ingreep waarbij de arts de huid van de pocket terug openmaakt en de Controleafspraken
De eerste controle van het toestel wordt gepland 4 tot 6 weken na de implantatie en daarna 2 keer per jaar.
Bij elke controle worden verschillende testen uitgevoerd:
- controle van de draden
- controle van de defibrillatorwerking
- controle van de batterijstatus
- bevraging naar eventuele hartritmestoornissen in de periode voor de controle
- Wanneer alles in orde is, krijgt je een nieuwe afspraak mee voor de volgende controle.
Deze controles zijn een wettelijke vereiste om jouw rijgeschiktheid niet te verliezen.
Implantatiekaart
Na de implantatie krijg je een kaart waarop vermeld staat dat er bij jou een defibrillator geplaatst werd. Welke gegevens vind je hierop terug?
- het merk
- het model
- het type
- de serienummers van het toestel en de draden
- de implantatiedatum
- de arts die het toestel heeft geplaatst
- de contactgegevens van het implantatieziekenhuis
Hou deze kaart steeds goed bij en bewaar hem best bij jouw identiteitsbewijs. Bij opname in het ziekenhuis, ook in het buitenland, toon je de kaart aan jouw behandelend arts. Ook wanneer je aan de veiligheidscontroles op de luchthaven komt, toon je de kaart aan de veiligheidsdiensten. Je kan onze contactgegevens terugvinden voor het geval zich een probleem voordoet.
Vervanging
Na enkele jaren (meestal 6 tot 10 jaar) is de batterij aan vervanging toe. De defibrillator geeft dit aan door bij uitlezing een ERI- of RRT-bericht te tonen.
Wanneer ERI of RRT bereikt is, funcioneert het toestel nog 3 maanden normaal. Aan vervanging toe wil dus niet zeggen dat de batterij leeg is, wel dat de defibrillator binnen de 3 maanden vervandefigen moet worden. Dit is een kleine ingreep waarbij de arts de huid van de pocket terug openmaakt en de pacemakervervangt door een nieuw toestel. Als de draden normaal werken, blijven ze ter plaatse in je hart. Als de draden niet meer goed werken, worden ze ook vervangen.vervangt door een nieuw toestel. Als de draden normaal werken, blijven ze ter plaatse in je hart. Als de draden niet meer goed werken, worden ze ook vervangen.
- 6
Complicaties
Het risico op complicaties na deze ingreep bedraagt minder dan 1%.
Mogelijke complicaties zijn:- Bloeduitstorting: tijdens de implantatie kan er een bloedvat geraakt worden, waardoor een bloeduitstorting ontstaat. Deze verdwijnt meestal na een paar dagen. Soms moet de bloeduitstorting met een kleine ingreep verwijderd worden. Er mag in elk geval nooit in de pocket geprikt worden.
- Wondinfectie: een infectie wordt meestal behandeld met antibiotica. Bij een ernstige infectie moeten de pacemaker en elektroden verwijderd worden en elders in het lichaam ingeplant worden.
- Klaplong: als het longvlies bij toeval doorprikt wordt tijdens de ingreep ontstaat een klaplong omdat het vacuüm verdwijnt. Dit kan echter goed behandeld worden.
- Tamponade: deze uiterst zeldzame complicatie ontstaat wanneer de wand van het hart doorprikt wordt bij het inbrengen van de elektrode en er bloed in het hartzakje terecht komt. Dit wordt meestal verholpen met een punctie (prik).
- Pacemakersyndroom: dit is een stoornis van de prikkelgeleiding die kan verholpen worden door de pacemaker anders te programmeren.
- Verplaatsen van de pacemakerdraad: om verschillende redenen kan het gebeuren dat één van de draden in het hart verplaatst. Een nieuwe ingreep is nodig om deze terug op zijn plaats te leggen
Leven met een pacemaker
Nieuw leerproces
Een pacemaker wordt enkel geplaatst indien er een dwingende medische reden bestaat. Je dient zich na de implantatie dan ook zo goed als mogelijk aan te passen aan deze nieuwe situatie.
Na de implantatie kunnen er lichamelijke en psychische ongemakken blijven bestaan. Vaak zijn deze ongemakken tijdelijk en kan een aangepaste begeleiding je helpen om ze te verhelpen of om er beter mee te leren omgaan.
Dit gaat vaak over het voelen zitten van het toestel, een gewijzigde gewaarwording van het hartbonzen, tot onzekerheid over de werking van het toestel en batterij. Vaak zijn er ook heel wat vragen en onzekerheden over wat mag en niet mag bij het sporten.
Omgaan met een pacemaker is zeker in de beginfase een nieuw leerproces. De medewerkers van de dienst elektrofysiologie en het revalidatie team staan steeds klaar om je bij te staan en om eventuele vragen te beantwoorden
Wat mag je wel/niet doen
Klinische studies
Elk jaar nemen er in het UZA heel wat patiënten deel aan klinische studies. Dit gebeurt op vrijwillige basis. Indien er op de dienst waar je bent opgenomen een specifiek onderzoek loopt, zal je eventueel gevraagd worden om hieraan deel te nemen. Je hebt de volledige vrijheid om te beslissen of je hier al dan niet op in wenst te gaan. Indien je deelneemt of in de toekomst deelneemt aan klinische studies, kan je met je vragen terecht bij je behandelend arts.