Trans Opturator Tape (TOT) -en Tension free Vaginal Tape (TVT)-operatie
Inspanningsgebonden urineverlies bij vrouwen kan chirurgisch behandeld worden met een Trans Opturator Tape- of Tension free Vaginal Tape-operatie.
Binnenkort naar het UZA?
Heb je binnenkort een afspraak bij het UZA of kom je iemand bezoeken? Beantwoord enkele vragen en krijg handige tips voor je UZA-bezoek, van thuisvoorbereiding tot navigatie in het ziekenhuis.
Maak een afspraak
Urologie
Wat zijn TOT- en TVT-operaties?
Inspanningsgebonden urineverlies bij vrouwen kan chirurgisch behandeld worden met een:
- Trans Opturator Tape-operatie (TOT)
- Tension free Vaginal Tape-operatie (TVT)
Bij beide ingrepen is het doel het afsluitmechanisme van de blaas te ondersteunen door de onderzijde van de plasbuis te verstevigen met een kunststofdraagbandje. Het verschil tussen beide ingrepen is de weg waarlangs het bandje in het lichaam loopt.
Jouw arts maakt op basis van een aantal parameters samen met jou de beslissing of het een TOT- of TVT-procedure zal uitgevoerd worden.
Verschil tussen TOT en TVT
Het verschil tussen een TOT- en een TVT-procedure bestaat in de weg waarlangs het bandje in het lichaam loopt.
Mogelijke complicaties
- Heel uitzonderlijk kan als gevolg van de ingreep een bloeding ontstaan. Meestal zal deze zich spontaan oplossen, in uiterst zeldzame gevallen is er een tweede ingreep nodig.
- Ondanks de beschermende antibiotica is ontsteking van de urinewegen mogelijk waarvoor verlengde antibiotica opgestart zal worden.
- Het is mogelijk dat het plassen na de ingreep niet meteen terug op gang komt. Meestal komt dit door zwelling rond de plasbuis na de ingreep. Hierbij wordt er een sonde geplaatst die 5-7 dagen ter plaatse blijft.
- Het kan zijn dat je last krijgt van een verhoogde aandrang tot plassen. Hierdoor is het soms lastig om de urine op te houden en ontstaat een nieuwe vorm van incontinentie: aandrangincontinentie. Meestal is dit tijdelijk. Deze klachten kunnen opgelost worden met (tijdelijke) medicatie.
- Soms wordt het bandje na verloop van tijd zichtbaar in de vagina. Dit kan laattijdig na de ingreep voorkomen, soms zelfs jaren na de procedure. Dit hoeft niet altijd gepaard te gaan met symptomen, maar geeft soms wel klachten als vaginaal bloedverlies, toegenomen vaginale afscheiding of een oncomfortabel gevoel in de vagina.
Behandeling / Verloop
- 1
Voor de ingreep/behandeling
- Stop 2 tot 7 dagen voor de ingreep met bloedverdunnende medicatie (afhankelijk van het type bloedverdunning). Jouw arts zal dit voor de ingreep met jou bespreken.
- Stop 6 uur voor de procedure met eten en drinken. Onze collega’s van de preoperatieve raadpleging anesthesie zullen dit met jou bespreken.
- Scheer (bij voorkeur de dag voor de ingreep) jouw onderbuik en schaamstreek.
- Als je moeilijk stoelgang maakt, is het aangewezen voor de ingreep een laxeermiddel in te nemen.
- 2
De ingreep/behandeling
De ingreep neemt 30 – 60 minuten in beslag en vindt plaats onder algemene narcose of spinale anesthesie (ruggenprik).
- Je krijgt een operatieschort aan en wordt in bed naar het operatiekwartier gebracht.
- Na de narcose of ruggenprik word je in gynaecologische positie (met de benen in de daarvoor voorziene beensteunen) geopereerd.
- Je krijgt een antibioticum om een urineweginfectie en infectie van het bandje te vermijden.
- De chirurg maakt in de voorwand van de vagina een incisie van een 2-tal cm. Via deze incisie brengt de arts een kunststof draagbandje in tot onder de plasbuis. Het bandje wordt niet vastgehecht, maar zal snel vergroeien met de omgevende weefsels en op die manier op de juiste plaats blijven.
- De incisie wordt gesloten met hechtingen die vanzelf verdwijnen.
- 3
Na de ingreep/behandeling
- Je blijft 1 nacht in het UZA. Gedurende deze nacht heeft u een verband in de vagina en een blaassonde. Deze worden de ochtend na de ingreep verwijderd.
- Hierna wordt met een bladderscan na het plassen gecontroleerd of de blaas goed geledigd wordt. Een bladderscan is een echografisch toestel waarmee blaasvulling pijnloos kan gecontroleerd worden.
- Als het plassen terug goed is opstart, kan je het ziekenhuis verlaten.
- Bij moeite met plassen en onvolledige lediging wordt er een sonde geplaatst die 5-7 dagen ter plaatse blijft. Je kan met deze sonde naar huis na aanvullende informatie via de uroloog en de verpleegkundige.
- 4
Naar huis
- Jouw arts informeert u over het heropstarten van bloedverdunnende medicatie.
- Tot de controle 6 weken na de ingreep moet je persen vermijden. Dit wil zeggen dat je gedurende deze tijd best niets zwaars kan tillen en niet aan sport (inclusief fietsen) doet. Lichte huishoudelijke taken en wandelen zijn geen probleem. Ook hard persen bij maken van stoelgang kan bloeding veroorzaken. Als je hier gevoelig voor bent, kan je best voor de ingreep starten met een laxeermiddel.
- De eerste twee weken na de ingreep is vaginaal bloedverlies te verwachten. Gebruik hiervoor geen tampon. Bij het loskomen van de hechtingen enkele weken na de ingreep kunnen er bloedklontertjes of kleine vlokjes naar buiten komen.
- Douchen is geen probleem. Baden, zwemmen en saunabezoek is terug toegestaan eens het vaginaal bloedverlies is gestopt.
- Seksuele gemeenschap (penetratie) wordt de eerste zes weken afgeraden. Na deze periode is er geen bezwaar indien de vaginale bloeding is gestopt.
- 5
Nazorg en revalidatie
Ervaar je volgende symptomen? Neem contact op met uw arts.
- Koorts > 38.5°C
- Toenemende pijn die niet onder controle te krijgen is met standaard pijnmedicatie
- Toenemend vochtverlies of vaginaal bloedverlies
- Problemen bij plassen met bemoeilijkte urinedoorgang
- Pijn bij plassen
- Bloedverlies bij plassen
Zes weken na de ingreep komt u op eerste urologische controle. Daarna kom je jaarlijks op controle om postoperatieve problemen op tijd op te vangen.
Je krijgt de planning van de opvolgingscontroles mee bij het ontslag uit het ziekenhuis.
Klinische studies
Elk jaar nemen er in het UZA heel wat patiënten deel aan klinische studies. Dit gebeurt op vrijwillige basis. Indien er op de dienst waar je bent opgenomen een specifiek onderzoek loopt, zal je eventueel gevraagd worden om hieraan deel te nemen. Je hebt de volledige vrijheid om te beslissen of je hier al dan niet op in wenst te gaan. Indien je deelneemt of in de toekomst deelneemt aan klinische studies, kan je met je vragen terecht bij je behandelend arts.