Niertransplantatie

Niertransplantatie is een nierfunctievervangende behandeling die heel wat voordelen biedt.

Synoniemen

Nierfalen,
Nierinsufficiëntie

Variant Volwassenen/Kinderen

Praktisch

Maak een afspraak

Nefrologie

Niet beschikbaar
Route 24

Hepatobiliaire, transplantatie en endocriene heelkunde

Niet beschikbaar
Route 131

Transplantatiecentrum

Niet beschikbaar
Wat is een niertransplantatie?

Wat is een niertransplantatie?

Wanneer de nieren onvoldoende werken en een dieet en medicatie de verstoorde balansen in het lichaam (water, zouten …) niet meer kunnen bijsturen, kunnen we een beroep doen op technische hulpmiddelen om een aantal functies van de nierwerking over te nemen.

We beschikken over verschillende technieken: 

Het UZA startte in 1979 als eerste ziekenhuis in de provincie Antwerpen met niertransplantaties. Vier jaar later, in 1989, vond de eerste gecombineerde nierpancreastransplantatie plaats. 

  • Niertransplantatie is een nierfunctievervangende behandeling die heel wat voordelen biedt.

    • een betere levenskwaliteit
    • een betere fysieke conditie
    • psychische en sociale voordelen
      • minder tijdrovend dan dialyse
      • een betere seksuele relatie
      • geen strikt dieet en vochtbeperking

    Het nadeel is dat je levenslang medicatie moet innemen om het afweersysteem te onderdrukken. De transplantnier kan ook afgestoten worden.

  • Niet alle nierpatiënten komen in aanmerking voor een transplantatie. Welke behandeling voor jou het meest geschikt is, beslis je in overleg met je behandelende arts, rekening houdend met persoonlijke, medische, psychische en sociale aspecten.

    Potentiële transplantatiepatiënten moeten eerst een strenge selectieprocedure ondergaan:

    • De patiënt moet medische onderzoeken ondergaan om te bepalen of zij/hij lichamelijk in staat is om de ingreep en revalidatie te doorstaan.
    • De patiënt mag geen bijkomende ernstige gezondheidsproblemen hebben
    • Eventuele infecties moeten eerst behandeld worden.
    • De nierfunctie moet gezakt zijn tot minder dan 10 %.
    • De kandidaat is meestal al aan de nierdialyse (die het bloed kunstmatig zuivert). Soms worden patiënten reeds voor de dialyse op de wachtlijst geplaatst, maar de wachttijd begint pas te lopen vanaf de eerste keer dialyse.

    Je moet eerst een aantal onderzoeken ondergaan om risicofactoren uit te sluiten die tot verwikkelingen of een mislukking van de transplantatie kunnen leiden:

    • onderzoek van hart- en bloedvaten
    • onderzoek van darmstelsel (dikke darm, galblaas)
    • onderzoek van blaas en urineleiders via een echografie
    • opsporing van infectiehaarden bij tanden en tandvlees (om risico op infecties uit te sluiten), in dikke darm, in het bloed
    • gynaecologisch onderzoek
    • bepaling van weefseltype (om risico’s op afstoting te beperken)
  • Overleden donor

    De meeste patiënten die in aanmerking komen voor een niertransplantatie, moeten wachten op een geschikte nier van een overleden donor. Bij deze 'donoren’ wordt het overlijden vastgesteld door drie artsen, die geen deel uitmaken van het transplantatieteam. Verder moeten deze donoren voldoen aan strenge medische criteria, omdat de organen voor transplantatie van voldoende kwaliteit moeten zijn. Zo mogen zij onder meer geen zware infectie of kanker hebben. Bij het overlijden doet men uitgebreide bloed- en urineonderzoeken om te zien of en welke organen gedoneerd mogen worden.

    Levende donor

    Een nierpatiënt kan ook een nier van een levende persoon krijgen. Door het dalend aantal overleden donoren, wordt levend donorschap vaker overwogen. Hoewel men hierbij een orgaan bij een gezonde mens moet wegnemen, zijn de resultaten met een levende nierdonatie uitstekend. Binnen de familie is er de grootste kans op weefselovereenkomsten.

    Wil jij of je familielid een nier doneren? Lees hier meer over levende donatie en overleg met je behandelende arts of een arts van het transplantatieteam.

  • Zoals bij elke ingreep kunnen er complicaties optreden, dus ook bij een niertransplantatie. We doen ons best om problemen te voorkomen en snel op te vangen. Je behandeld arts bespreekt de mogelijke complicaties uitgebreid met je voordat de ingreep plaatsvindt. De belangrijkste complicaties zijn:

    • Nabloeding (met een hoger risico bij patiënten die voor de transplantatie bloedverdunners gebruiken)
    • Afstoting
    • Lekkage van wondvocht
    • Lekkage van urine (uiterst zelden)
    • Algemene risico’s verbonden aan een volledige narcose
  • Het overleven van het transplantorgaan na 3 jaar ligt op 85%.

Behandeling / Verloop

Behandeling / Verloop

  1. 1

    Kom je in aanmerking voor een niertransplantatie, dan word je aangemeld bij Eurotransplant (Duitsland, Nederland, België, Luxemburg, Oostenrijk, Slovenië, Kroatië en Hongarije) en kom je op de wachtlijst. 

    Terwijl je op de wachtlijst staat, volgen we je medische toestand van zeer nabij. We onderzoeken regelmatig je bloed en urine en de toestand van je hart en bloedvaten.

  2. 2

    Als er een geschikte donornier beschikbaar is, belt je behandelend nefroloog of een nefroloog van het transplantatiecentrum je op. Je verneemt wanneer en waar je je moet aanbieden in het UZA. Zodra je opgebeld wordt, mag je niet meer eten of drinken. We moeten binnen het uur weten of je tijdig kan komen. 

  3. 3

    Zodra je aankomt, maakt het operatieteam je klaar voor de ingreep en vinden er nog enkele voorbereidende onderzoeken/behandelingen plaats. Zo gebeurt er onder andere een bloedname om de kruisproef uit te voeren. Hierbij brengen we je bloed in contact met het weefsel van de donor. Enkel als afstoting uitgesloten is, kan de transplantatie doorgaan. 

    Wat zijn de mogelijke complicaties?

    Zoals bij elke ingreep kunnen zich verwikkelingen voordoen. Ook met de nier kan het nog mislopen. Problemen proberen we te voorkomen of zo goed mogelijk op te vangen. Je behandelend arts zal voor de ingreep uitgebreid de mogelijke complicaties met jou bespreken.

  4. 4

    De ingreep vindt plaats in het operatiekwartier en gebeurt onder algemene narcose. De operatie gebeurt altijd in de onderbuik, net boven de lies. 

    • Je wordt onder volledige narcose gebracht.
    • Er wordt een centrale katheter geplaatst voor vochttoediening en bloednames. 
    • De chirurg maakt een hockeystok of j-vormige insnede in de buik.
    • De chirurg plant de nier van de donor bij je in en hecht de bloedvaten van de donornier aan je eigen bloedvaten. Zo krijgt de nier weer bloed, herneemt ze haar functie en maakt ze opnieuw urine aan. 
    • De chirurg zet ook de urineafvoerweg (ureter) vast op je blaas. Via een buisje in de ureter (pig-tail-katheter) wordt de urine zo vlot mogelijk afgevoerd. Na 6 weken wordt het weggenomen op de dienst urologie.
    • De chirurg laat 1 of 2 buisjes (drains) in het wondbed achter om het bloederige wondvocht uit het lichaam te verwijderen. Wanneer de vochtdrainage enkele dagen na de operatie ophoudt, worden de buisjes verwijderd.
    • Je krijgt een blaassonde om de blaas te spoelen en om nadien te plassen. Enkele dagen na de operatie wordt deze sonde verwijderd en kan je weer gewoon plassen.

    De transplantatie duurt ongeveer 2 à 3 uur. Het verblijf in de ontwaakkamer duurt gewoonlijk ook nog eens 2 à 3 uur. Je familie gaat intussen best naar huis. Voor de eerste informatie kunnen zij de verpleegkundigen van afdeling C1 opbellen.

  5. 5

    Na de ingreep word je wakker op de ontwaakzaal. Nadien word je verzorgd en nauwkeurig opgevolgd in een isolatiekamer op verpleegeenheid C1

    • Je hebt een wonde links of rechts in de buik die meestal weinig pijnlijk is. Ter hoogte van de wonde zitten twee dunne plastic slangetjes (drains) om het wondvocht te draineren. Gewoonlijk worden ze de tweede of derde dag na de operatie verwijderd.
       
    • In je neus zit een maagsonde, die je maagvocht afvoert om braken of braakneigingen te voorkomen. Deze sonde wordt meestal binnen de 24 uur na de operatie verwijderd.
       
    • De eerste 5 dagen heb je ook een blaassonde. Deze voert de urine af naar een verzamelzak zodat de verpleegkundige de urineproductie op de voet kan volgen. Soms wordt de eerste dag je blaas via deze sonde gespoeld met steriel water om mogelijke klonters te verwijderen.
       
    • Een infuus om vocht toe te dienen zit in een grote ader onder het sleutelbeen of in de hals. Wanneer je weer goed kan drinken, mag je een deel van het nodige vocht via de mond innemen. Later mag je alle vocht zelf drinken. Het infuus blijft doorgaans een 14-tal dagen zitten.
       
    • De eerste week wordt er tweemaal per dag bloed genomen via de centrale katheter om de nierfunctie goed op te volgen. 
       
    • Onderzoeken: Regelmatig wordt er ter plaatse een röntgenfoto gemaakt om de toestand van je hart en longen na te gaan. Tweemaal per week neemt men ook een echografie. Driemaal per week mag je naar het duplex onderzoek om de bloedvaten van de nier te controleren. Dagelijks verzamelt men je urine (per 24u.) voor verder onderzoek, o.a. op besmetting. Je wordt ook dagelijks gewogen.
       
    • Al tijdens de operatie krijg je geneesmiddelen tegen afstoting. Nadien neem je deze geneesmiddelen dagelijks in.
       
    • Het herstel na een transplantatie is gelijkaardig aan een andere buikoperatie. Na een paar dagen kan je drinken en weer vaste voeding eten. Je krijgt een persoonlijk voedingsschema. Beweeg zo snel mogelijk alle ledematen. Probeer de dag na de operatie al even rechtop te zitten en het bed uit te gaan. De hechtingen worden een tiental dagen na de operatie verwijderd. Als zich geen complicaties voordoen, kan je na 7-10 dagen naar huis.
       
  6. 6

    Een geslaagde niertransplantatie verandert je leven ingrijpend. Thuis zal je  zeker in het begin enkele voorzorgen moeten nemen. Ook nadien moet je de adviezen goed blijven opvolgen. Je behandeld team bespreekt deze adviezen uitgebreid met jou. Je kan de adviezen ook nalezen in de informatiebrochure die je tijdens het intake-gesprek ontvangt. 

  7. 7

    De eerste maanden na de ingreep wordt de transplantpatiënt opgevolgd in het transplantatieziekenhuis. Daarna wordt de patiënt opgevolgd in het vroegere dialysecentrum bij de eigen nefroloog. Postoperatief komt de patiënt ook nog eenmaal terug bij de transplantchirurg.

Betrokken diensten

Overige