Elektrofysiologisch onderzoek

Bij een elektrofysiologisch onderzoek wordt de oorzaak van de hartritmestoornis opgespoord.

Praktisch

Maak een afspraak

Cardiologie

Niet beschikbaar
Route 144
Wat is een elektrofysiologisch onderzoek?

Wat is een elektrofysiologisch onderzoek?

Bij een elektrofysiologisch onderzoek wordt de oorzaak van de hartritmestoornis opgespoord. Het onderzoek gebeurt onder plaatselijke verdoving. Katheters worden via één of beiden liezen in het hart geplaatst. Met verschillende meettechnieken kunnen we de elektrische werking van het hart nakijken en hartritmestoornissen opsporen. Je kan wel hartkloppingen voelen.

Via geprogrammeerde stimulatie proberen we hartritmestoornissen uit te lokken. Je kan hierdoor hartkloppingen voelen. Dankzij een elektrofysiologisch onderzoek kunnen we vaststellen of je makkelijker vatbaar bent om hartkloppingen te ontwikkelen. Als de ritmestoornis ontstaat, meten we nauwkeurig op in welke delen van het hart ze ontstaat en welk traject gevolgd wordt doorheen het hart. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt ook de meest geschikte behandelingsstrategie bepaald worden.

Onderzoek / Verloop

Onderzoek / Verloop

  1. 1
    • Dit onderzoek gebeurt nuchter
    • Je scheert op voorhand jouw borstkast en beide liezen 
    • Diabetespatiënten vragen het best vooraf raad aan hun huisarts om hun medicatie de dag van het onderzoek aan te passen
    • Indien je bloedverdunnende medicatie neemt bespreek je dat best op voorhand met jouw verwijzende arts.
    • Tandprothesen en juwelen neem je best niet mee
    • Je verwijdert nagellak best op voorhand
  2. 2

    Het elektrofysiologisch onderzoek gebeurt in het hoogtechnologisch hartkatheterisatielabo of kortweg kathlab. De procedure bestaat uit een aantal fasen en duurt ongeveer 1 tot 2 uur:

    • Je neemt plaats op de onderzoekstafel. Eén of beide liezen wordt met ontsmettingsmiddel steriel gemaakt. Daarna wordt het steriele veld aangebracht. Een verdovend middel wordt ingespoten in één of beide liezen zodat de liesstreek ongevoelig wordt.
    • Met een punctie met een holle naald worden één of meer buisjes in de ader en/of slagader geplaatst. Via deze buisjes worden katheters in het hart geplaatst om elektrische signalen waar te nemen en het hart te stimuleren. Zoals bij andere heelkundige ingrepen wordt een deel van het single-use katheter-materiaal herverwerkt en hergebruikt in het belang van de veiligheid en efficiëntie van de ingreep.
    • Bij sommige ritmestoornissen is het nodig dat het tussenschot tussen de beide voorkamers wordt doorprikt. Dit gebeurt via een speciale katheter. Hierbij gebeurt dan ook een echografie, hetzij via de slokdarm, hetzij in het hart zelf. 
    • Het is meestal de bedoeling dat de ritmestoornis waar je last van hebt wordt uitgelokt. Dit kan soms via een extra geneesmiddel dat jouw hart opjaagt. 
    • Achteraf worden de buisjes uit de lies verwijderd en moet je nog minstens 6 uur (voor een aderpunctie) of tot de volgende dag (voor een slagaderpunctie) in jouw bed blijven liggen. 
  3. 3

    Uit het onderzoek zal blijken of er hartritmestoornissen aanwezig zijn die in aanmerking komen voor medicamenteuze behandeling of voor een ablatie. De ablatie gebeurt vaak aansluitend op het elektrofysiologisch onderzoek. Als de ablatie meer complex is en narcose nodig is, wordt een nieuwe afspraak gepland. Na een opname voor elektrofysiologisch onderzoek volgt altijd een controleraadpleging.

  4. 4

    Jouw cardioloog deelt je op het einde van het onderzoek het resultaat mee. Het resultaat wordt ook gerapporteerd aan jouw huisarts en/of verwijzende cardioloog.

  5. 5

    Allereerst is het belangrijk te vermelden dat het percentage complicaties eerder laag ligt: minder dan 1% bij elektrofysiologisch onderzoek. Het is echter belangrijk op voorhand te weten wat er eventueel mis kan lopen, zodat je daarop voorbereid bent.

    • Blauwe plek: De meest voorkomende complicatie is een blauwe plek (hematoom) in de lies. Meestal komt dit vanzelf in orde en heb je hiervan later ook geen last meer. 
    • Slagaderpunctie: Bij een slagaderpunctie kan het gebeuren dat de wand van de slagader inscheurt en dat er een extra holte ontstaat. Dit kan meestal opgelost worden door plaatselijk een bloedstollend medicament in te spuiten. 
    • Fistel: Zeer zeldzaam ontstaat er een verbinding tussen de ader en de slagader (een fistel). Meestal gebeurt hier niets aan, maar soms is een operatie noodzakelijk om de fistel te herstellen.
    • Tamponade: Soms wordt het hart lekgeprikt of lekgebrand. Door de bloeduitstorting die daardoor ontstaat, kan het hart niet goed meer ontspannen. Daardoor daalt de bloeddruk. Dit kan meestal opgelost worden met het aanprikken van het hartzakje, waarbij het bloed weggezogen wordt. In zeldzame gevallen moet het bloed chirurgisch verwijderd worden.
    • Beschadiging: Doordat sommige ritmestoornissen zich dicht bij het geleidingssysteem voordoen, kan het voorkomen dat dit geraakt wordt. Dit komt in ongeveer 1% van de gevallen voor. Deze patiënten kunnen geholpen worden met de implantatie van een pacemaker. Soms loopt er een kransslagader of een zenuw onder de plaats waar we branden. Dit is niet altijd te voorzien. Het is mogelijk dat er schade aan de onderliggende structuur optreedt. Uiterst zelden treedt er een beschadiging van één van de hartkleppen op. 
    • Bloedklonter: Soms vormt zich een klontertje op de ablatiekatheter. Als dit naar de hersenen afschiet, treedt er een beroerte op. Het risico hierop is groter als er aan de linkerzijde van het hart gebrand moet worden. 

Betrokken diensten

  • De dienst cardiologie behandelt aandoeningen van hart- en bloedvaten (cardiovasculaire aandoeningen of hart- en vaatziekten).