Dikke darm- en endeldarmkanker

Kanker in de dikke darm kan ontstaan in alle delen van de dikke darm. Ongeveer 75% ontstaat in de laatste delen van de dikke darm. Ongeveer een derde van alle tumoren in de dikke darm ontstaan in het allerlaatste deel: de endeldarm. Dit heet endeldarmkanker of rectumcarcinoom. Bij endeldarmkanker kan het onderzoek en de behandeling anders zijn dan bij kanker in de andere delen van de dikke darm.

Synoniemen

Rectumkanker
Wat is dikke darm- en endeldarmkanker?

Wat is dikke darm- en endeldarmkanker?

Dikkedarmkanker ontstaat bijna altijd uit een poliep in de darmwand. Een poliep is een goedaardige tumor die kwaadaardig kan worden. Een kwaadaardig gezwel wordt kanker genoemd.
Kanker in de dikke darm kan ontstaan in alle delen van de dikke darm. Ongeveer 75% ontstaat in de laatste delen
van de dikke darm. Ongeveer een derde van alle tumoren in de dikke darm ontstaan in het allerlaatste deel:
de endeldarm. Dit heet endeldarmkanker of rectumcarcinoom. Bij endeldarmkanker kan het onderzoek en de
behandeling anders zijn dan bij kanker in de andere delen van de dikke darm.

  • Kanker kan uitzaaien, ook wel metastaseren genoemd. Rond de darmen zit een uitgebreid systeem van lymfevaten,
    lymfeklieren en bloedvaten. Groeit een tumor verder in de darmwand, dan wordt het risico groter dat kankercellen zich via lymfeklieren, lymfevaten of bloedvaten verder kunnen verspreiden in het lichaam. 

    Deze beginnen meestal in de lymfeklieren. Zo kunnen bijvoorbeeld de lever, de longen en het buikvlies worden
    aangetast.

  • In het algemeen kunnen de volgende klachten voorkomen bij dikkedarmkanker:

    • een vol gevoel
    • een gebrek aan eetlust
    • een verandering van het ontlastingspatroon
    • winderigheid
    • bloedverlies


    Daarnaast kunnen bijkomende symptomen optreden afhankelijk van de plaats van de tumor in de dikke darm.


    Symptomen bij een tumor in het laatste deel van de dikke darm
    In het laatste deel van de dikke darm is de ontlasting ingedikt. Volgende symptomen kunnen dan optreden:

    • verandering in de stoelgang
    • zichtbaar bloed en/of slijm bij de ontlasting
    • krampende buikpijn
    • valse aandrang
       

    Symptomen bij een tumor in het eerste deel van de dikke darm
    In het begin van de dikke darm is de ontlasting nog dun. Zo kan de ontlasting de tumor makkelijk passeren.
    Klachten ontstaan daardoor veel later dan bij een tumor in het laatste deel van de dikke darm. Volgende symptomen
    kunnen dan optreden:

    • vermoeidheid en duizeligheid door bloedarmoede. Dit kan ontstaan door langdurig bloedverlies in de dikke
      darm. Hierdoor is de stoelgang donker en erg plakkerig.
    • vage buikpijn
    • er ontstaat een gevoelige plek in de buik. Bij het lichamelijk onderzoek kan de arts een zwelling voelen.
       

    Deze symptomen kunnen ook met andere ziektes dan kanker te maken hebben. Heb jij deze symptomen,
    raadpleeg dan jouw huisarts.

Diagnose

Diagnosestelling

  1. 1
    • Via je huisarts

      Jouw huisarts zal je bevragen en je lichamelijk onderzoeken. Zo zal die op zoek gaan naar een gevoelige plek in jouw buik. Als je bloed of slijm bij de ontlasting hebt, voert jouw huisarts een rectaal onderzoek uit. De huisarts onderzoekt, via de anus, de endeldarm. Vermoedt jouw huisarts dat je een gezwel of een andere aandoening van de dikke darm hebt, dan verwijst die jou door naar een gastro-enteroloog, een internist of een chirurg. Jouw huisarts verwijst je ook door wanneer er geen verklaring wordt gevonden voor klachten als bloedarmoede, vermagering en/of aanhoudende buikpijn.
    • Via je lokale ziekenhuis

      Als de specialist in je lokale ziekenhuis rectum- of endeldarmkanker vermoedt, worden er in je lokale ziekenhuis verdere onderzoeken uitgevoerd om de tumor in kaart te brengen en het soort kanker en het stadium te bepalen. Als je in aanmerking komt voor chirurgie, bespreekt je specialist je dossier binnen een multidisciplinair overleg in het lokale ziekenhuis. Na deze bespreking verwijst hij je door naar de desbetreffende discipline in het UZA.
  2. 2

    Voor de diagnose

    Voor de diagnose kunnen volgende onderzoeken plaatsvinden:
    • Een kijkonderzoek van de dikke darm naar poliepen, ontstekingen, tumoren ...
    • CT-scan van de buik

      Dit onderzoek kan volgen op een coloscopie als er een vermoeden van een tumor is. De CT-scan dient dan om na te gaan hoe uitgebreid het letsel is. Een CT van de longen en borstkas kan meer duidelijkheid geven over uitzaaiingen in deze gebieden. De CT-scan maakt een serie foto's waarop steeds een ander stukje van het orgaan of weefsel afgebeeld staat. Deze foto's geven een beeld van: • de plaats en de grootte van een mogelijke tumor • of en hoever de tumor is doorgegroeid in het weefsel rond de tumor • of er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren en/of organen ergens anders in de buik of lever.

    Na de diagnose

    Bij een kwaadaardige tumor is verder onderzoek nodig zodat de arts kan vaststellen hoe groot de tumor is en
    of er uitzaaiingen zijn. Zo kan hij bepalen welke behandeling het meest geschikt is.
    • CT-scan van de longen

    • MRI-scan van de lever

      Geeft een CT-scan niet genoeg duidelijkheid over afwijkingen in de lever, dan maakt de arts vaak een MRI van de lever. Zo kunnen kleinere uitzaaiingen in de lever worden ontdekt. Een MRI werkt met een magneetveld, radiogolven en een computer. Als je een pacemaker hebt of metaalsplinters in jouw oog of elders in jouw lichaam, kan jij dit onderzoek niet ondergaan.
    • MRI-scan van de bekkenbodem

      Bij endeldarmkanker maakt de arts vaak een MRI van de bekkenbodem. Hiermee kan hij de grootte en de ligging van de tumor zo goed mogelijk in beeld brengen. Dit is belangrijk om de juiste behandeling te kunnen bepalen.
    • Endo-echografie

      Indien nodig maakt de arts bij patiënten met een tumor in de endeldarm een endo-echografie. De doorgroei van de tumor in de wand van de endeldarm en de lymfeklieren in de directe omgeving van de tumor wordt hiermee in beeld gebracht. Het onderzoek is een combinatie van een endoscopie met een echografie. De arts brengt een dunne buis of slang via de anus in en schuift de buis 20 tot 25 centimeter in de endeldarm. Aan het eind van de slang zit een lampje en een camera. Aan de slang is een echo-apparaatje gekoppeld. Hiermee maakt de arts de endeldarm van binnenuit op een beeldscherm zichtbaar. Vaak krijg je voor het onderzoek een lavement om de darmen leeg te maken. Jouw behandelend arts bespreekt dit met jou.
    • Bloedonderzoek naar CEA-gehalte

      Blijkt uit de onderzoeken dat je dikkedarm- of endeldarmkanker hebt, dan onderzoekt de arts het CEA-gehalte (carcino-embryonaal antigeen gehalte) in het bloed. CEA, ook wel tumormerker genoemd, is een stof die sommige kwaadaardige tumoren afgeven. Een verhoging van het CEA betekent niet automatisch dat er sprake is van kanker, maar bij een stijging is verder onderzoek wel nodig. De arts kan het verloop van de ziekte volgen. Dit doet hij door het CEA-gehalte voor en na de operatie met elkaar te vergelijken.
  3. 3

    De arts zal jou, in samenspraak met andere betrokken specialisten, een multidisciplinaire behandeling voorstellen.
    Volgende aspecten bepalen mee de behandeling:

    • uit welke soort cellen de tumor is ontstaan;
    • hoe kwaadaardig deze cellen zijn;
    • wat het stadium van de ziekte is.

    Het stadium geeft aan hoever de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid. De arts stelt het stadium vast. Hij
    onderzoekt hiervoor:

    • de plaats en grootte van de tumor
    • of en hoever de tumor is doorgegroeid in het weefsel eromheen
    • of er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren en/of organen ergens anders in het lichaam


    Het soort cellen en hoe kwaadaardig deze zijn, wordt bepaald door een biopsie waarbij een stuk weefsel weggenomen
    en onderzocht wordt door een patholoog. Pas na dit onderzoek wordt het stadium definitief vastgesteld.
    Dit duurt ongeveer 10 werkdagen. Aan de hand van het stadium schat de arts vervolgens de vooruitzichten
    in en bepaalt hij de behandeling.


    Verschillende stadia
    Bij dikkedarmkanker en endeldarmkanker zijn er 4 stadia:

    • stadium I: de tumor is beperkt tot het slijmvlies of de binnenste laag spierweefsel van de dikke darm.
    • stadium II: de tumor is door de spierlaag van de darmwand heen gegroeid en eventueel in het weefsel eromheen.
    • stadium III: er zijn uitzaaiingen in de lymfeklieren in de buurt van de tumor.
    • stadium IV: er zijn uitzaaiingen in verder weg gelegen lymfeklieren en/of in andere organen of weefsels.
       

    Jouw arts bespreekt jouw ziektegeschiedenis en jouw behandelplan met een team van gespecialiseerde artsen in
    een multidisciplinair overleg (MOC). Dit behandelplan wordt bepaald op basis van nationale en internationale
    richtlijnen en de volgende gegevens:

    • het stadium van de ziekte
    • kenmerken van de tumor, bijvoorbeeld hoe kwaadaardig deze is
    • de plaats van de tumor
    • jouw lichamelijke conditie
  4. 4

    Na het multidisciplinair oncologisch consult (MOC) krijg je zo snel mogelijk een afspraak tijdens de raadpleging. Je arts overlegt samen met jou het mogelijke behandelplan en legt uit wat je voor, tijdens en na de behandeling kan verwachten.

Behandeling

Behandeling

Een behandeling kan gericht zijn op genezing, maar ook op het remmen van de ziekte. Jouw behandelend arts bekijkt samen met jou jouw situatie en mogelijkheden.


Curatieve behandeling
Is genezing het doel, dan is er sprake van een curatieve behandeling. Vaak wordt dit gecombineerd met een aanvullende behandeling.

  • Neo-adjuvante behandeling: een aanvullende behandeling vóór een andere behandeling. Een voorbeeld hiervan is radiotherapie en chemotherapie om de tumor kleiner te maken vóór een operatie.
  • Adjuvante behandeling: een aanvullende behandeling na een operatie. Een voorbeeld van een adjuvante behandeling is chemotherapie na een operatie om overgebleven kankercellen te doden.


Palliatieve behandeling
Is genezing niet (meer) mogelijk, dan kan je een palliatieve behandeling krijgen. Deze behandeling is gericht op het remmen van de ziekte en/of vermindering of het voorkomen van klachten. De palliatieve behandeling kan bestaat uit een operatie en /of bestraling.
 

Comfortbehandeling
Tijdens jouw ziekte kan jij of jouw arts de indruk hebben dat de behandeling of de gevolgen daarvan niet meer
opwegen tegen de te verwachten resultaten. Twijfel je aan de zin van een (verdere) behandeling, dan kan je dit best bespreken met jouw behandelend arts of huisarts. 

Iedereen heeft het recht om af te zien van (verdere) behandeling(en). Jouw arts blijft jou de medische zorg en begeleiding geven die nodig zijn om de gevolgen van jouw ziekte zo veel mogelijk te bestrijden.

  1. 1

    We maken het onderscheid tussen de behandelingen voor dikke darmkanker en endeldarmkanker.

    Dikke darmkanker
    1. Endoscopische resectie van tumoren

    Afwijkende poliepen kunnen in enkele gevallen endoscopisch verwijderd worden door een gastro-enteroloog met ervaring in specifieke endoscopische procedures.  
    De specialist beoordeelt dan of het zinvol en veilig is om deze poliep endoscopisch weg te nemen. We spreken van EMR (endoscopische mucosale resectie) of ESD (endoscopische submucosale dissectie). Deze technieken hebben als doel om de poliep volledig los te maken van de onderliggende spierlaag in de darmwand (die kan door het weg te snijden of met een lus weg te nemen)  Deze dient nog steeds onderzocht te worden door de patholoog om na te gaan of het endoscopisch verwijderen voldoende was. 

    1. Operatie

    Bij dikkedarmkanker is een operatie de hoeksteen van de behandeling. Vaak is een combinatie van behandelmethoden nodig, maar een operatie is essentieel.
    Indien mogelijk verwijdert de arts de tumor. Meestal is dit een operatie die in opzet genezend is. De arts verwijdert
    de tumor ruim, omdat er tijdens de operatie niet te zien is of er in het weefsel rondom de tumor ook kankercellen zitten. Dat wilt zeggen dat naast de tumor ook een deel van de gezonde darm en de
    lymfeklieren, lymfevaten en bloedvaten die omheen de tumor liggen weggenomen worden. Ruim opereren vergroot de kans dat alle kankercellen weg zijn.
     

    Een patholoog onderzoekt het weggenomen weefsel onder de microscoop op aanwezigheid van kankercellen.
    De uitslag van dit onderzoek geeft belangrijke informatie over het stadium van de ziekte. Hiermee bepaalt de arts bijvoorbeeld of verdere behandeling met chemotherapie nodig is. Nadat het dikke darmweefsel is verwijderd, hecht de arts de twee uiteinden van de dikke darm weer aan elkaar. Zo'n verbinding heeft een naad of anastomose. Indien nodig legt de arts een tijdelijke stoma aan.

    1. Chemotherapie als aanvullende behandeling

    Na de operatie onderzoekt de patholoog het tumorweefsel. Hij kijkt daarbij ook naar de kenmerken van de
    kankercellen. Is er een grote kans dat er kankercellen in het lichaam zijn achtergebleven, dan kan de arts aanvullende
    chemotherapie geven om deze cellen te vernietigen. Chemotherapie kan ook gecombineerd worden met doelgerichte
    therapie. De eventueel achtergebleven kankercellen (micrometastasen) zijn niet met het blote oog of door onderzoeken
    te zien.
    Aanvullende chemotherapie wordt vaak gegeven aan patiënten met een stadium III van dikkedarmkanker. Bij stadium
    II adviseert de arts enkel aanvullende chemotherapie als er een grote kans is dat de ziekte terugkomt. Bijvoorbeeld
    als de tumor is ingegroeid in de bloedvaten of lymfevaten. Soms kan de arts uitzaaiingen operatief verwijderen na een voorbehandeling met chemotherapie.
     

    Endeldarmkanker (rectumkanker)
    1. Radiotherapie en/of chemotherapie

    Bestraling is een onderdeel van een behandeling die in opzet genezend is, met als doel zoveel mogelijk kankercellen
    te vernietigen en de overige kankercellen minder levensvatbaar te maken. De arts verkleint zo de kans op plaatselijke terugkeer van de kanker. Een bestraling voor de operatie is geen uitstel van de behandeling, maar een belangrijk onderdeel daarvan.
    Bestraling of radiotherapie is een plaatselijke behandeling met röntgenstraling. Enkel het deel van uw lichaam
    waar de tumor zit wordt bestraald. De bestraling kan bestaan uit een korte serie (5 bestralingen in 1 week) of
    lange serie (5 bestralingen verspreidt over 5 tot 6 weken, 5 maal per week) bestralingen. De keuze hangt af
    van:

    • of en hoever de tumor is doorgegroeid in het omliggende weefsel
    • de plaats waar de tumor zit
    • of er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren
    1. Endoscopische resectie van tumoren

    Afwijkende poliepen kunnen in enkele gevallen endoscopisch verwijderd worden door een gastro-enteroloog met ervaring in specifieke endoscopische procedures.  
    De specialist beoordeelt dan of het zinvol en veilig is om deze poliep endoscopisch weg te nemen. We spreken van EMR (endoscopische mucosale resectie) of ESD (endoscopische submucosale dissectie). Deze technieken hebben als doel om de poliep volledig los te maken van de onderliggende spierlaag in de darmwand (die kan door het weg te snijden of met een lus weg te nemen)  Deze dient nog steeds onderzocht te worden door de patholoog om na te gaan of het endoscopisch verwijderen voldoende was. 

    1. Operatie

    Tijdens de operatie wordt de endeldarm en het omliggend vetweefsel verwijderd. Als de tumor nog ver genoeg van de sluitspier ligt, wordt de anus gespaard. Dit kan in de meeste gevallen dankzij onze moderne technieken. Maar als de tumor in of onder de sluitspier zit, dan moet deze noodgedwongen samen met de anus weggenomen worden, waardoor een definitieve stoma op de dikke darm nodig is.

  2. 2

    Het wegnemen van de endeldarm is geen kleine ingreep. Meestal hebben de patiënten enkele dagen een maag- en blaassonde en worden ze rechtstreeks in de bloedbaan gevoed. De meeste patiënten hebben een katheter in de rug (epidurale katheter) voor de pijnbestrijding. De belangrijkste complicaties van heelkunde op de endeldarm zijn:

    • Infectie van de wonde of een infectie of abces in de buik. Een abces kan voorkomen als er een laattijdig lek in de darmverbinding ontstaat. De meeste abcessen of lekken worden behandeld door een punctie onder de CT-scan zodat een nieuwe ingreep meestal niet nodig is. In uitzonderlijke gevallen moet de darmverbinding afgebroken worden met een nieuwe ingreep.
    • Ernstige bloeding in het operatieveld: Dit komt zeer zelden voor.
    • Plasproblemen en erectiestoornissen: Omdat de blaaszenuwen en de geslachtsorganen vlakbij de endeldarm lopen, kunnen na de operatie (soms tijdelijke) plasmoeilijkheden en erectiestoornissen optreden. De chirurg probeert deze zenuwen tijdens de ingreep te sparen, maar in sommige gevallen is dit jammer genoeg niet mogelijk.
    • Longinfecties en tromboses: Na de ingreep ademen patiënten dikwijls oppervlakkiger en bewegen ze minder, met mogelijk longinfecties of trombosen als gevolg. Trombosen komen heel zelden voor dankzij de medicatietoediening.
  3. 3

    Na een ingreep voor rectum- of endeldarmkanker kan een voorlopige of definitieve stoma nodig zijn. Tegenwoordig kun je goed leven met een stoma. Veel patiënten hoeven zelfs geen zakje meer te dragen.

    Als de anus gespaard wordt, zal vaak toch een voorlopige stoma op de dunne darm aangelegd worden om de darmverbinding goed te laten genezen. Na zes weken tot drie maanden wordt het gesloten, tenzij na de operatie nog chemotherapie nodig is. In dat geval sluiten we de stoma pas na de therapie.

    Als de anus tijdens de ingreep weggenomen werd, is een definitieve stoma op de dikke darm nodig is.

  4. 4

    De nazorg van dikke darm- en endeldarmkanker is multidisciplinair. Dat wilt zeggen dat verschillende specialisten ervoor zullen zorgen dat je de nazorg krijgt die jij specifiek nodig hebt.

    Na de operatie en ontslag uit het ziekenhuis word je op de raadpleging heelkunde opgevolgd voor:

    • de wondgenezing
    • eventuele complicaties
    • eventuele stomazorg
    • LARS (Lower Anterior Resection Syndrome): een verzamelnaam voor darmklachten die kunnen ontstaan na een ingreep ter hoogte van de endeldarm. 

       

    • Medische oncologie

    Op de dienst oncologie word je ook verder opgevolgd. De oncoloog bespreekt met jou de resultaten en zal als nazorg regelmatig scans en bloednames doen.

     

  5. 5

    Heb je één of enkele uitzaaiingen in de lever, de longen of het buikvlies, dan bestaan er behandelingen die in
    opzet genezend zijn:

    Bij uitzaaiingen in de lever:

    • RFA (Radio Frequency Ablation), MWA (Microwave Ablation)
    • Elektroporatie of IRE (Irreversible Electroporation)
    • SIRT (Selectieve Interne RadioTherapie)
    • Stereotactische bestraling
    • Operatief verwijderen

    Bij uitzaaiingen in de longen:

    • Operatief verwijderen
    • Stereotactische bestraling

    Bij uitzaaiingen in het buikvlies:

    • HIPEC (Hypertherme IntraPEritoneale Chemotherapie)

    De specialist bespreekt met jou de mogelijkheden.

Team

Onze zorgverleners staan voor je klaar

Artsen

Verpleegkundigen

Paramedici

Betrokken diensten

Maak een afspraak

Abdominale, kinder- en reconstructieve heelkunde

Niet beschikbaar
Route 131

Medische oncologie (algemeen & afspraken)

Niet beschikbaar